Beste lezer,
Proficiat. U bent een volhouder. Na goed 3 jaar flutverhaaltjes en flauwe grapjes van kapitein Stef en zijn Engelstalige stuurvrouw (of zoals zal blijken vooral anker-gezellin), volgt nu een interessante episode, uw lectuur waardig. Er zal voor ieder wat wils zijn: avontuur, natuur, interessante wetenswaardigheden en erotiek.
Donderdag 11 oktober 2018. Aankomst op Hamilton Island, Australie
Vanuit het vliegtuig dat ons van Brisbane naar Hamilton Island brengt zien we plots allemaal puisten in de zee verschijnen. Gemotiveerd als we zijn om onze reis met Instagram-foto’s te documenteren en voor de hele ons bekende wereld aanschouwelijk te maken, kruipen we over elkaar heen om door het raampje mogelijks een glimp op te vangen van Sanuk.
Sanuk is, voor diegenen die het nu nog niet weten, de boot van kapitein Stef en Ilse, die tot in den treure al op deze blog is afgebeeld, meestal doelloos dobberend in één of andere verlaten baai in het hol van Pluto. Een reis van dergelijke omvang houdt meer dan één teleurstelling in, dus op de foto kan je Sanuk jammer genoeg niet zien. Bij voldoende vergroting zou dit wellicht nog lukken, maar omdat kapitein Stef principieel de resolutie van alle foto’s op de blog reduceert, bent u eraan voor de moeite. [nvdr: je kan op de foto’s klikken om ze in volle glorie te bewonderen… ]
Hamilton Island is een resort-rijke klodder aarde, ergens midden de Whitsundays eilanden. Het heeft een vliegveld met landingsbaan vlak naast de jachthaven, vol grote joekels van jachten genre Puerto Banus. Sanuk lag er niet tussen, want kapitein Stef hangt graag de non-conformist uit en verkiest buitengaats aan een boei aan te leggen. Goedkoop, leuk, maar niet praktisch als je met 2 grote reistassen, elk een rugzak en met je propere kleren aan in een versleten bootje (de “dinghy”) de oversteek van het eiland naar de watercaravan genaamd Sanuk dient te maken. Maar zoals je kan zien op de prachtige selfie: zij waren blij ons terug te zien, en wij in tegengestelde richting ook.
De Whitsundays…, hm, waar komt deze intrigerende naam vandaan? (U zult van nu af iets bijleren, beste lezer, wees gerust). Kapitein Cook, bekend van de traveller checks, ontdekte de eilandengroep op Pinksterdag en noemde zijn vondst hiernaar. Dat je niet erg slim moet zijn om met een boot de wereld rond te varen en dingen te “ontdekken”, weze hier maar weer eens bewezen: Cook was zo lomp om zich een dag te vergissen. Hij ontdekte de 73-eilanden tellende groep op Pinkstermaandag, een bank holiday nota bene. De correcte naam is dus Whitmonday Islands, die we hierna consequent zullen gebruiken.
Vrijdag 12 oktober. Paradise lost.
Ontbijt al fresco op het achterdek met een overvloed aan toespijs, gebunkerd daags voordien in Airlie beach door onze gastheren. De zon brandt de wolken open en kapitein Stef zit al klaar achter het roer, in zijn gewone outfit, een “spanné” onderbroek uit de 3-suisses kataloog van 1975. Op naar ons eerste avontuur. Sanuk brengt ons tot voor de kust van Lindeman Island. Adepten van Club Med zijn er misschien nog GM geweest, maar sinds januari 2012 is de laatste GO er vertrokken, officieel omwille van orkaanschade, in realiteit omdat Aussies en China-men het gehad hadden met dwaze Franse liedjes (A- ga-dou-dou-dou-pousse- l’ananas-et-moule-café) en onnozele groepsactiviteiten (Aqua Gym) waardoor de zaken minder goed gingen. De Chinezen – onderschat ze niet – komen langs de achterdeur weer binnen door het hele eiland op te kopen via een Australische stroman-firma “White Horse” voor 12 miljoen dollar. Ze plannen er 355 suites en villa’s, een compleet dorp met restaurants, een marina, een 4 hole golf course (voor wie te lui is om er ocharme negen te spelen) en voor de schone schijn een “coral planting program”. De airstrip zal worden opgewaardeerd om er met je privé-jet in alle weersomstandigheden te kunnen landen.
Hoe ik dat allemaal weet? Gewoon…
Kapitein Stef, pleegt meestal daar aan land te gaan waar het het minst evident is. Zo ook geschiedde op Lindeman. Flipper (voor wie het nog niet wist: geen dolfijn maar een dinghy) werd te water gelaten en liet goddank na 5 snokken aan het koordje een min of meer geruststellend motorgeluid uit zijn buitenboord weerklinken. We kwamen aan land bij een klein strandje vanwaar het meteen steil bergop door het hoge gras naar boven ging, naar de top. We lieten de vrouwen voorop gaan, je weet maar nooit dat er giftige slangen verscholen zaten tussen de vegetatie. Eenmaal boven, kon je niet alleen Sanuk zien, maar ook dat er aan de andere kant van de berg een mooi pad vertrok vanuit de andere baai. We daalden gezwind de heuvel af over een lange airstrip, waar we helemaal op het eind een golfkarretje zagen naderen met daarin één dikke en één héle dikke Australiër. Vriendelijke man, trouwens, die hele dikke. Op onze vraag hoeveel inwoners Lindeman telde kregen we prompt het antwoord “Only one, and that’s me”. Blijkbaar was hij de concierge van het resort in verval, in afwachting van de bouw van het nieuwe vakantieparadijsje voor de happy few. “Did you come from that side?” vroeg hij lachend, “It’s easier from the other side” en tot onze teleurstelling “oh but no worries, there are no poisonous snakes on this island”. Toeme toch, weeral een bewijs dat we niet voor het avontuur geboren zijn.
Zaterdag 13 oktober. Goldsmith Island. Mahaya Mahaya
Na onze avonturen op Lindeman Island zeilen we verder (trààg, mannekes, traag dat dat gaat!) zuidelijk naar Goldsmith Island waar we in een beschut baaitje voor anker gaan. Camping sauvage, heerlijk alleen, zonder buren, tot we plots gezelschap krijgen van een klein Australisch solozeilschip en niet veel later ook van een groot motorjacht, de Mahaya. Veel bling bling, blauwe lichtjes rondom en een constant zoemende generator. “Hm”, merkt Ilse, ervaren ankervrouw, op “waarom gaan die zo dicht bij de kust liggen?” De avond valt, en al hadden we gehoopt op een zelfgevangen visje (weinig lijnvis-expertise aan boord)), de Australian Ribeye smaakt heerlijk, recht van de Captain’s Grill.
Zo tegen middernacht vallen onze ogen toe en maken we ons op voor de nacht. Er is een stevig windje opgekomen en Sanuk dobbert parmantig rond z’n anker. De golfslag zorgt voor een slaapverwekkende deining. Plots horen we onze buren heen en weer roepen en zien we Mahaya volle kracht vooruit en terug achteruit varen. Ook de kleine zeilboot start de motor en komt na wat gemaneuvreer langszij. De schipper roept ons toe “I’m off, stay where you are” en kiest het ruime sop. Ondertussen blijft Mahaya verwoed voor-en achteruit varen, draaiend met zijn kont vervaarlijk dicht bij de rotsen aan de kant. Kapitein Stef neemt de microfoon van de VHF-boordradio ter hand en roept Mahaya op om te informeren wat de bedoeling is. De kapitein van Mahaya maakt na wat aandringen duidelijk dat hij zich wat verder van de kant wou leggen maar dat zijn anker vast is komen te zitten. Een kolfje naar de hand van kapitein Stef die onmiddellijk aanbiedt met de dinghy ter hulp te komen, gewapend met een gereedschapskist, slijpschijf en zijn tandenborstel voor het geval het even zou duren. Terwijl hij zijn koplamp en een sweather boven zijn spanné-ke aantrekt, houdt Ilse op Channel 16 de kustwacht aan de lijn die net informeerde wat er daar allemaal aan de hand was en of er nu iemand in gevaar is of niet. Een typisch Pan-Pan-geval (we stonden tenslotte in de keuken van Sanuk) en overduidelijk geen Mayday. De schipper van Mahaya denkt daar kennelijk anders over, vermoedelijk opgepookt door zijn vrouw (of maitresse fantaseer ik erop los) die inmiddels luidkeels aan het roepen is op de achtersteven. Even later activeert hij zijn Epirb [nvdr:
Emergency Position Indicating Radio Beacon ], compleet van de pot gerukt (wie activeert nu voor zo iets zijn Epirb), dat weet het kleinste kind. Kapitein Stef zit inmiddels tevergeefs aan het koordje van Flipper’s buitenboord te trekken terwijl hij alsmaar verder van Sanuk afdrijft. Door het gewicht van de slijpschijf en alaambak dreigt hij even kopje onder te gaan in de alsmaar wilder bruisende golven. Uit het niets duikt dan de kleine witte zeilboot terug op en gaat voor anker op de plaats waar hij voordien had gelegen. “Bring me to that ship” sommeert de schipper kapitein Stef die nog steeds geen geluid uit de motor krijgt. Zijn wij blij dat we de oversteek van Lindeman naar Sanuk niet zwemmend of peddelend hebben moeten maken eerder die dag!
Net voor hij zich voorneemt met rukken op te houden (sic) krijgt kapitein Stef zijn motor aan de praat en brengt de witte ridder aan boord van Mahaya. Daar verstomd het gekrijs van de maitresse spoedig en na enige tijd zien we het motorjacht met succes het anker lichten en enkele honderden meters verder dobberend halt houden. Over de marifoon vraagt de reddende engel nu een lift terug aan kapitein Stef die vanop de brug van Sanuk de maneuvers heeft gadegeslaan. Dat is echter buiten de waard gerekend want Flipper’s buitenboord blijft weer zo dood als een pier. Van armoe wordt de sympathieke Aussie-zeiler dan maar door de schipper van Mahaya met zijn eigen dinghy ter bestemming gebracht. De sterren flonkeren aan de hemel en de golven vallen stil.
Zondag 14 oktober. Thomas Island
Een beetje later dan anders staat onze sympathieke gastheer in de kombuis van Sanuk pancakes te bakken voor het ontbijt. Van Mahaya was geen spoor meer, afgedropen met de staart tussen de benen. Ook het andere jacht is voor dag en dauw vertrokken. Vandaag zeilen we verder naar Thomas Island. Onderweg houden we halt (pas op, dat duurt efkens) bij een klein eilandje dat er aanlokkelijk uitziet met z’n kleine witte strandje. Eens voor anker laten wij de kano te water en peddelen Pascale en ik naar de oever. Ilse volgt al snorkelend in ons kielzog. De kapitein daarentegen blijft aan boord en neemt zich voor Flippers buitenboordmotor aan een grondige beurt te onderwerpen.
Op het strand maken we kennis met een echtpaar Aussies, met duidelijk al wat zonuren op de teller. Vriendlijke mensen van naar schatting 70 jaar, afkomstig uit Bowen, een stadje ten Noorden van Airlie Beach. Ze zijn op reis met hun water-campervan, een piepklein motorjachtje dat parmantig naast Sanuk ligt te dobberen. Net zoals wij zijn ze enthousiaste ontdekkers van dit kleine paradijsje midden de Whitmondays. Of er iets te zien was misschien? Neen, en dat is nu juist de max, daar draait het rond voor zeilcruisers, het is niksen voor gevorderden.
Na een goed gevulde dag niets-doen varen we bij valavond op autopilot terug naar Hamilton Island. De frigo was immers zo goed als leeg en de wasmand vol. In de Whitmondays vind je noch wasserette noch superette in elke uithoek van de Archipel, maar Hamilton Island heeft een IGA-supermarket (plastic bag free) en een wassalon aan de Marina! Tijdens onze overtocht spelen we het ingewikkeld gezelschapsspel Porto Rico, compleet nutteloze bezigheid, maar geheel in lijn met hetgeen we die dag allemaal hadden gedaan. Ankeren is één ding, maar aanleggen aan een mooring (boei) bij nacht is nog iets anders. Met een lange stok moet je – zoals je plastiek eendjes vist op de kermis – het meertouw proberen op te pikken en vervolgens een touw door het oog aan het eind ervan halen om het schip vast te leggen. Kapitein Stef mag graag toezien als Ilse op haar buik ligt en met het tipje van de tong tussen de lippen deze precisieklus klaart.
Maandag 15 oktober. Hamilton Island, “Your Island escape awaits”
Met Flipper, die nog altijd zijn nukken heeft ondanks kapitein Stef’s goede zorgen, varen we na het ontbijt naar de marina van Hamilton Island. We leggen aan tussen de grote motorjachten, benieuwd of we Mahaya niet zullen zien liggen. De hysterische maitresse van de schipper zou perfect passen tussen de vele vakantiegangers die in golfkarretjes rondzoeven op de goed onderhouden wegen van het eiland. Hoge buildings wisselen af met resorts bestaande uit luxe-villaatjes rondom blauwe zwembaden. Maar geen Mahaya te zien.
Als je even de moeite neemt om hogerop de weg te volgen kom je bij het begin van een wandelpad (“From bushwalking to art classes, you’ll never find yourself short of something to do on Hamilton Island”). Bush walking, zou het voor ons dus worden. Prachtige wandeling naar het hoogste punt van het eiland. Overal langs het pad zie je van die zwarte pieken de lucht in priemen met aan hun basis een toef gras. “Black boys” worden ze genoemd, al is dat tegenwoordig een politiek incorrecte naam (straks mogen wij ook niet meer spreken van “vrouwentongen”, waar gaan we in godsnaam naartoe). Xanthorrhoea spp of Balga Grass Plants zijn planten die alleen in Australië voorkomen. Ze groeien (traag) op weinig vruchtbare bodems en houden van een beetje vuur aan hun schenen. De dode blaren onderaan de stam beschermen tegen de hitte van een bushbrand en eens ze verteerd zijn begint de plant te bloeien, want de as in de bodem blijkt als meststof te dienen.
Eens terug beneden hebben Pascale en ik de enige niet-pluchen Koala gezien van de ganse reis. Hij zat als attractie voor de resort-crowd op een terras in een namaak-eucalyptustree op zijn gemak een blaadje te knabbelen. De reis kon toen al niet meer stuk.
Dinsdag 16 oktober. Whitsunday Island. Whitehaven Beach, postkaartstrand categorie *****.
Vertrek op tijd als je Whitehaven beach wil aandoen, want toerboten vol toeristen komen graag picknicken op wat sommigen het mooiste strand ter wereld noemen. Met een koelkast vol lekkers, propere kleren en gewassen haar (grapje, want ook op de boot is er shampoo) zeilen we van Hamilton Island langs de zuidkust van Whitsunday Island doorheen de engte langs Teague en Haslewood Island. Om de hoek ontvouwt zich het kilometerslange witte strand van Whitehaven. De schakeringen van het blauwe zeewater, de lucht en de wolken boven het parelwitte strand zijn prachtig. Wat een genot telkens Ilse weer het ankerritueel uitvoert. Op de voorplecht staand, benen lichtjes gespreid, streelt ze het touw liefdevol terwijl het anker in de diepte zakt. Met de rechterhand geeft ze signalen aan de kapitein, een beetje vooruit, een weinig achteruit, iets naar links, ja daar, goed zo, en nu een beetje terug. Met de linker bedient ze het knopje van de remote control, een beetje op of een beetje neer, juist genoeg, niet teveel. En wanneer de kapitein eindelijk tevreden achterover leunt en zijn goedkeuring uitspreekt over de spanning die op de bridle zit, tovert ze een mooie glimlach op haar gelaat. Mission accomplished, we liggen vast.
Flipper brengt ons aan wal. Op het hagelwitte strand ligt her en der wat decoratief zeewier, of een fotogenieke tak, maar ook tekeningen in het zand ,vertrekkend uit kleine holletjes gegraven door artistieke krabbetjes. Zigzaggend tussen al dat moois bereiken we een wandelpand dat doorheen dichte vegetatie slingert tot aan het strand van Chance Bay. Onderweg komen we deze sympathieke knaap (“Wat ruist daar door het struikgewas?” tegen (foto). Eens terug op Whitehaven Beach is het tijd voor een paar staatsiefoto’s. Tevreden na een dag op het mooiste strand ter wereld zeilen we met Sanuk terug noordwaarts waar Ilse en Kapitein Stef terug het ankerritueel uitvoeren en de duisternis intreedt. Bij het flikkerend licht van de open haard luisteren we naar de Podcast van VRT NWS over de Gentse verkiezingsuitslag.
Woensdag 17 oktober Hook Island – “Sleeping with the fishes”
Van Whitsunday Island cruisen we na het ontbijt in noordelijke richting naar Hook Island. Manta Ray Bay is gekend als een goeie plaats om te snorkelen. De kapitein brengt er ons feilloos naartoe, en waarachtig: Ilse heeft het anker nog niet neergelaten of de boot wordt al omzwermd (of is het omzwemd?) door een bont gezelschap van vissen. Even later komt een motorboot naast ons surplacen. Twee bemanningsleden in uniform vergezellen een jong koppel (honeymoon, I presume?) dat ook komt fish-spotten. De stuurman graait in een emmer met visafval en strooit het naast de boot in het water. In een minimum van tijd krioelt het van de vissen, net een tropisch aquarium. Een paar potige Aussie dames liggen wat verder te dobberen met hun Zodiac en uiten luid hun ongenoegen: “Don’t feed the fish, this is a marine reserve!”. De motorboot trekt zich snel terug. Nu is het onze beurt.
Voorzichtig laten we ons te water via het trapje aan de achtersteven van Sanuk, compleet met snorkel en wetsuit (tegen de stingers, kwallen waarvan er sommige zo gifitig zijn dat je er het bijltje kan bij neerleggen). Kapitein Stef vindt dat allemaal flauwekul en springt met alleen zijn snorkel en zwemvliezen aan (én zijn spannéeke, no worries) in het water. Wat een drukte, precies rush hour! Meest in het oog springt de Giant Napoleon, een brave loebas van een vis (dixit Ilse, die hem enthousiast begroet), maar ook de iets kleinere Giant Trevally (“the GT” zeggen machovissers wel eens) is best wel impressionant. Verder zien we parrot fish, surgeon fish en veel gewone fish (als ze op de kaart staan van een restaurant ken ik ze, maar anders zegt hun naam mij niets). Eens terug aan boord duikt kapitein Stef in het motorruim en begint wat te rommelen. Hij heeft hiervoor een cursus gevolgd, en moet dat af en toe eens demonstreren. Gelukkig start de motor na deze interventie nog en kunnen we onze reis verderzetten. We tuffen naar Stonehaven Anchorage aan de oostkust van Hook Island waar we ons installeren voor de nacht.
Donderdag 18 oktober. South Molle Island – Debbie was here.
Onze Odyssee langs de Whitmondays begint op zijn einde te lopen maar niet getreurd, er komt nog een spannende episode. Eens het ontbijt achter de kiezen en de tanden gepoetst voert de autopilot (u dacht toch niet dat Kapitein Stef één keer zelf heeft gestuurd?!) ons veilig naar het meest zuidelijke van de Molle Islands. We ankeren in een mooie baai waar we de ruines van een resort zien liggen met een bouwvallige jetty. South Molle Island was ooit een bruisend vakantieoord, in de jaren ’50 was de leuze “carefree days and carnival nights”. In het heelal is ’t alle dagen karnaval. Vandaag dus niet meer, cycloon Debbie heeft er een eind aan gemaakt zo’n 2 jaar terug. Wanneer we over het keienstrand naar het werfhekken toelopen dat de bouwvallige bungalows afschermt voor indringers, horen we plots uit een stel luidsprekers een stem die ons waarschuwt “Warning, you have been filmed, a patrol is on its way” met op de achtergrond hondengeblaf en loeiende sirenes. Wij doen het bijna in ons broek, van het lachen. Even verderop is er een pad dat ons omhoog leidt door het National Park. We wandelen door bos achter een duo rare vogels op hoge poten die het vertikken te vliegen. Eens boven op de heuvel worden we getrakteerd op adembenemende vergezichten op de oceaan en de omgevende eilanden en eilandjes. De black boys zijn ook weer van de partij. Een kolonne toeristen met jetskis (lawaaierige quads van de zee) trekken witte sporen op het blauwe water. Onvergetelijk mooie wandeling. We dalen af en komen bij een pad met een verboden toegangbord. Een kolfje naar de hand van Kapitein Stef. We negeren het bord en banen ons een weg doorheen het struikgewas waarna we aan de achterkant van het resort terecht komen, daar waar het golfterrein lag en waar je een tennisballetje kon slaan. Het zwembad ligt er leeg en troosteloos bij. De stem uit de luidspreker dreunt hetzelfde tekstje af, honden blaffen, sirenes loeien, maar de patrouille is in geen uren te bekennen. Sanuk heeft intussen gezelschap van een vriendje gekregen en ontvangt ons met open armen terug.
We varen weg van South Molle Island, het gevaar is geweken denken we. Tot Kapitein Stef plots een ruk aan het roer geeft en roept “we varen op een rots!”. Pff, Sissie! Dit is geen rots, maar een vlek drijvend stuifmeel die er als een rots uitziet. Ook op zee bestaan fata morganas. [ nvdr: dat zag er nochtans zeer levensecht uit, ik deed het bijna in mijn broek(je) ]
Bij valavond richten we de steven naar Airlie Beach, het eindpunt van weer een zalige dag. We ankeren voor de marina en liggen niet alleen tussen dansende lichtjes. Met Flipper (altijd een spannend moment: start ie of start ie nie) bereiken we het Australische vasteland.
Airlie is niet veel speciaals. Veel jong volk dat wel, bars, winkels en enkele restaurants. In Fish D’Vine and Rum bar kan je eerst een cocktail achterover slaan en dan Fish and chips. Lekker en genoeg!
Dag 8 Airlie Beach – Ze zijn van ons af
De zon brandt al enthousiast aan de hemel als we op het achterdek ontbijten. Onze reiskoffers zijn gepakt. Flipper brengt ons vlot en zonder gesputter naar de marina (blij van ons af te zijn, denk ik). In de centrale straat van Airlie Beach vinden we een Avis/Budget kantoor en verderop nog een andere verhuurder. Er blijft nog 1 auto over: een Hyundai i30 in een spuuglelijk blauw. We nemen hem, want we willen noordwaarts naar Mission Beach, Cairns en Porth Douglas van waaruit we op excursie naar de Great Barrier Reef zullen gaan en ook naar Daintree National Park. Met een krop in de keel nemen we afscheid: afscheid van een zalige week slow travel op Sanuk, afscheid van een super gastvrij koppel vrienden, die weten hoe het moet: Sanuk = carpe diem (amaai nog nie!). Bedankt Ilse en Stef!