Nog een korte opvolger van mijn vorige blog, die apropos in een embryonale stadium werd gepubliceerd, Indien je geen fotos zag in de vorige blog, dan moet je die nog eens laden.
Ik heb nog wat videos van de reis naar Mawlamyine
Vroeger kon je niet met de trein tot in Mawlamyine, en moest je nog een overzet nemen om de rivier Thanlwin over te steken. Sinds een paar jaar is dit echter niet meer nodg.
En van onze zoektocht naar de monnik in de bosjes:
Na een korte vlucht van Saigon kwamen we aan op de luchthaven van Yangon. First things first: lokale munt (Kyat MMK spreek uit chjat) afhalen aan de ATM. Geloof de reisgidsen niet die zeggen dat je veel dollars moet meebrengen. Overal zijn ATMs en hoewel we wat dollars meebrachten, hebben we er geen enkele uitgegeven. Alles kan je betalen in Kyats. Tweede ding was een sim kaart kopen. We kochten 18 Gb data en 40 min bellen bij Oredoo voor omgerekend 13€. (Overal in het land 3G, meestal 4G). Het free WiFi in hotels kan traag zijn, maar wij hadden altijd snel internet. Na 4 maand overal goedkoop internet zullen we dat serieus missen op de boot!
Derde ding todo op de luchthaven: Grab app downloaden (de lokale Uber), ons nieuw telefoonnummer registreren en een taxi oproepen. Ongeveer de helft van de prijs van de gewone taxi’s, en geen gezeur over fooien en betalen. Tip: wandel met je gerief naar een straathoek waar weinig mensen staan, en roep daar je Grab. Zo is het veel eenvoudiger voor de taxi om jou te vinden.
We hebben drie dagen gespendeerd in Yangon, maar eigenlijk is er slechts een ding die je nergens anders in Myanmar vindt: de Shwedagonpagode, de grootste en heiligste pagode van heel Myanmar.
Na Yangon hebben we de trein gepakt naar golden rock Kyaik-Hti-Yo. Wat een belevenis! Over de koloniaal aangelegde sporen rijden drie treinen per dag naar onze bestemming. We kozen de dagtrein en kochten een upper class ticket, wat een gereserveerde stoel inhoudt. Het was wat zoeken om het reservatie loket te vinden (Hier geen e-loket: alles wordt nog op papier bijgehouden door de stationschef), maar de mensen zijn super vriendelijk en behulpzaam. Het werd een reis terug in de tijd: een koloniale wagon met alle vensters en deuren open die tegen max 50 km/uur door het idyllische landschap tuft. Op de weinige stops komen de ambulante verkoopsters aan boord en kun je al de lokale snacks uitproberen. Soms rijdt de trein stapvoets als hij langs onderhoudswerken passeert.
Na 5 uur relax schudden en wiegen waren we bijna op onze bestemming. Nog een lokale rit met de mensenvrachtwagen, en we waren in het gouden rots-dorp Kinmon. De Gouden rots ligt nog zo een 10 km bergop, maar er is een wel uitgebouwde navette naar de top: met 40 personen in een vrachtwagen die naar boven vliegt, de haarspeldbochten één voor één doorscheurt en ons 30 min later afzet, samen met honderden andere Burmaanse pelgrims. Wel onderweg twee keer gestopt: een keer om iedereen de kans te geven om een drankje te kopen (enkel de chauffeur kreeg zijn drankje, iedereen bleef zitten) en nog eens om twee mensen af te zetten bij de eerste kabelbaan van Myanmar. Dan moet je nog een wandelingetje maken langs een straatje afgezoomd met kraampjes die elke religieuze of culinaire wens in vervulling kunnen laten gaan. Wel zonder schoenen natuurlijk, want in een klooster of religieus gebouw moet je op blote voeten en met bedekte benen en schouders rondlopen (petje geen bezwaar), ook nog een kleine toeristenbelasting betaald van 6€.
De rots was spectaculaIr. Volledig in het goud geverfd, en daarna grotendeels met bladgoud overplakt door de gelovigen. Ook ik heb dat eens geprobeerd, maar dat bladgoud is zooo dun, dat het meeste aan mijn vingers kleefde of aan mijn kleren, en slechts een microgram aan de rots… A propos, dat was een mannenaangelegenheid, want vrouwen mogen niet aan de rots zelf komen. De laatste camion naar beneden was om 18:00 uur, en toch zagen we nog honderden pelgrims naar boven komen, om de nacht op de rots door te brengen (verboden voor toeristen). Een hele leuke belevenis.
De volgende dag trokken we verder met de trein voor nog een dagrit naar Mawlamyine, zo een 5 uur verder (150 km). Weerom een prachtdag, met uitzicht op weidse dorre steppen, eenzame dorpen in de vlakte, heuvels met gouden stupa’s en onderweg treinavontuur: stationnetjes, onderhoudswerkzaamheden, kinderen die hoopvol op een presentje meelopen met de trein, zwaaien naar mensen die voor de overweg staan, en ook hopen vuilnis aan de rand van elk dorp. Maar dat is iets waar we ondertussen stilaan gewoon aan geraken.
In het vroegere Moulmein, nu Mawlamyine zijn we een drietal dagen gebleven. We huurden een scooter en bezochten er de lokale bezienswaardigheden. Voor mij was de liggende boeddha een topper! 200 m lang, 40 meter hoog in 5 verdiepen.
Je kan hem al van ver zien liggen, deze world guiness boek Boeddha. Een monnik haalde het in zijn hoofd om de grootste liggende budha ter wereld te maken, en de gelovigen steunden hem hierin. Na een maand Myanmar kan ik gerust zeggen dat de boeddhistische monniken het grootste bouwbedrijf van Myanmar moeten zijn. Overal, werkelijk overal rijzen er pagodes of boeddha’s op. De mensen geven naast offer eten ook veel geld aan boeddha omdat ze geloven in een beter volgend leven. Heel origineel, bij de liggende boeddha was er geen entreegeld, maar je kon wel een donatie doen in bouwmateriaal: ik kocht 4 tegels en legde die neer bij het altaar.
Alhoewel de 200 m lange boeddha nog niet af is, zijn ze toch al bezig met de fundamenten voor een overbuur van 250m lang. Terug bij onze eerste boeddha: het is een heel bizar schouwspel binnenin. In de halfduistere betonnen gangen loop je blootsvoets door een opeenvolging van boeddhistische taferelen. Zeer aanschouwelijk wordt het leven van prins Siddharta uitgebeeld in een 50tal scenes. De beschilderingen zijn gedetailleerd en mooi, maar overal is een dikke laag stof. Zowel hele families als verliefde paartjes lopen door de gangen. De kleinsten gapen naar de wel heel realistische uitbeeldingen van de hel. Toch is het werk niet af: naarmate je naar hogere verdiepingen klimt kom je meer en meer onafgewerkte beelden tegen. Ook is het nooit duidelijk of een trap naar een doodlopende gang leidt, of net naar de uitgang gaat. Eigenlijk wel spannend.
Na het memorabel bezoek aan de boeddha zijn we ook nog op zoek gegaan naar een rij van tientallen standbeelden van monnikken. In onze excellente Trotter gids stond er een foto van een monnikbeeld midden in de begroeiing. Het heeft wat moeite gekost, maar we hebben ze gevonden. Boven op een nabijgelegen heuvel stond een staande boeddha, en drie stupa’s. En vandaar kon ik een rij van beelden zien, niet te ver weg, maar wel midden zeer hoge en dichte begroeiing. Er was geen pad, maar waar een wil is is een weg, en dat hebben we gevolgd! Ik denk niet dat dit een drukbezochte plek is…