Categorie archieven: auteur

maart 2018 Hpa-An, Myanmar

In Mawlamyine gingen we nog met een groepje backpackers op een dagtrip naar een nabij gelegen eiland. Dat gaf ons de gelegenheid om op korte tijd veel kleine familiebedrijfjes te bezoeken. Alhoewel we de bomma en bompa van de groep waren, hadden we toch plezier met de andere groepsleden: twee Engelsen, een Ier (onverstaanbaar), twee Duitsers en een Francaise, allemaal van in de late twintig. Het geluk lachte ons toe, want plots kwamen we voorbij een trouwfeest. Onze gids, een charmante 75jarige Burmees troonde ons mee naar binnen. We troffen een zeer onwennige trouwer aan in zijn beste pak, naast zijn vlotte en Engels sprekende echtgenote. Na een halfuurtje vertrokken we terug, elk met een meeneem pakket eten dat uitmuntend bleek te smaken.

Op het eiland bezochten we ook nog een pijpmakerij (uitstervend beroep?), een kokosmatten fabrikant, een elastiekjesfabriek, een hoedjesmaker en een leienfabrikant voor de lokale scholen.

De elastiekjes productieccylus was interessant:

  1. rubber van rubberbomen wordt gemengd met ammoniak en een uur lang doorgeroerd.
  2. houten palen worden in de gekleurde oplossing gedompeld en omgekeerd te drogen gezet. (Dus geen productie in het natte seizoen)
  3. de kapoten worden van de palen gerold en op een hoop gelegd.
  4. De rubbers worden onder een snijmes in fijne reepjes gesneden
  5. De reepjes worden opgeraapt met een soort van stemvork om de goede van de slechte elastiekjes te scheiden. De elastiekjes worden nog eens op een grote hoop gedumpt om nog wat te drogen in de zon, vooraleer ze in zakjes gestopt worden.
  6. De toegebrande zakjes met elastiekjes worden blijkbaar over gans Myanmar verkocht en gebruikt.

De mensen van de elastiekjesfabriek verdienen elk ongeveer 3EUR per dag,als het weer werken toelaat en aan het gekuch van de werknemers te horen is dit niet een echt gezonde bezigheid.

In Mawlamyine namen we een boot om via de rivier naar Hpa-An te varen. Een trip van 6 uur, onderbroken door een halfuurtje bezoek aan een klooster langs de rivier. Het klooster was idyllisch rustig, er waren enkele moniken en een paar devote Burmeese bezoekers. Verder was er niemand.


In tegenstelling tot vele anderen hebben monniken geen last van luizen.

Op de terugweg van het klooster naar de boot kwamen we wel iets meer aktie tegen: een hanengevecht. Twee hanen met hun verzorgers (nou ja, managers) werden flink opgehitst door geblaas op hun achterwerk. (Ieder zijn ding he). Toen de hanen allebei moe waren werden ze elk in hun hoek van het canvas bijgewerkt door hun verzorger: kop gewassen, een soort van drug (suiker?) werd met water geforceerd binnengeduwd en er werd een pluimpje aan beide kanten van hun kop gestoken. Toen gingen ze weer tegen elkaar tekeer. Net toen ik wou te weten komen waar dat pluimpje goed voor was, werden we weggeroepen omdat onze boot terug ging vertrekken. Nu gaan we het geheim van de pluimpjes nooit weten..

Na een verdere tocht van 4 uur op de rivier, waarbij we kiezelbaggeraars en kanos volgeladen met grote families tegenkwamen, kwamen we aan in Hpa-An. Dit is een niet toeristisch stadje (want moeilijk bereikbaar) dat toch een paar heel leuke attrakties te bieden heeft. We bezochten twee grotten met mooie Buddha vereringen, een bedevaartsoord op de berg en we kwamen een groepje schoolkinderen tegen die een traditioneel dansje aan het instuderen waren. Vooral de beklimming van de Zwe Ga Bin berg was een ervaring: in het dal, bij de Lambini Garden, stonden 1100 bouddha in symmetrische opstelling tegen een achtergrond van de 723 meter hoge berg. We deden er twee uur over om boven te geraken (bij een temperatuur van tegen de 30 graden), namen boven een uurtje de tijd om de bouddha’s en de gelovigen in ogenschouw te nemen bij het nuttigen van een glaasje Birma thee, en keerden dan terug naar beneden langs dezelfde steile trap, maar wel een half uurtje vlugger. Een leuke ervaring waar we de dag nadien nog hebben kunnen van genieten (in de bovenbenen).

In de tempels moet je altijd goed uit je doppen kijken, ook in het halfduister. De bouwheer kijkt niet op een paar centimeter afwijking op de hoogte van een trede

Elke speciaal wankele rots of hoge berg huisvest een pagode. Ook deze hebben we beklommen! (Maar ’t was maar 50 meter hoog)

Veel gelovige Burmanen beklimmen ook de berg. Wij vroegen ons beneden af waarom er een monnik zand in pijkleurige zakjes zat te scheppen. Het bleek dat je je verdienstelijk kan maken voor de bouddhisten als je een pakje bouwzand of een baksteen deels meeneemt naar boven. Deze man droeg er zelfs 4!

Na een honderd hoogtemeters mochten de bakstenen of het zand achtergelaten worden.

Daar links in de verte trekken we naar toe. Maar nu moet ik gaan want anders kan ik Ilse niet meer inhalen…

En ’t was toch weer niet een stupa die daar boven stond zeker!

De keerzijde van de berg: de afvalberg. Ook dat is Myanmar.

Het begin van onze afdaling terug naar de vallei en zijn 1100 budhha’s. Onderweg kwamen we ook vele koppeltjes tegen die de berg beklommen, maar soms moesten de meisjes haast de berg opgedragen worden… En dan ineens zie je 80-jarige vrouwen die zonder forceren de berg opmarcheren met het doel om voor donker boven te zijn. Boven is er voor de Burmanen steeds onderdak en eten te verkrijgen.

Omgeving van Hpa’An met de scooter: traditionele woning met bananenblaren dak en zijkanten

Net buiten de Saddan cave: goudgele rijstvelden. Mooi.

traditioneel huis

Een van de vele tempels, maar ze zijn allemaal anders

Hpa-An mensen van het platteland komen waren kopen en verkopen via de rivier

Lambini garden

Durex Myanmar afdeling

Een Belgische schone tussen de Birmaanse
Er zijn steeds genoeg Buddha’s voor elke monnik

Overal vind je openbare waterkruiken om je dorst te lessen

Onze gids op het eiland: Antoine/Antonio/Antoon/Anthony

Het is wel geen Orvelo, maar het gaat binnen (geserveerd in het niet zo bijpassende glas… )

Alle budha’s noemen hier Waldo. Waar is Waldo?

Myanmar maart 2017: wegconstructie

Op onze tocht doorheen Myanmar zijn we een aantal keer op wegenwerken gestoten. Dat was wel leuk want ik beeld me in dat dit in de jaren 50 er in Belgie wellicht ook zo aan toeging.

Ik heb een aantal foto’s en video’s ervan gemaakt. Van onze reporter ter plaatse:

Vrouwen doen 90% van het werk, dat valt steeds op.

Hier is het grootste werk al achter de rug: het effenen van de ondergrond. Aan de zijkant worden de keien volgens grootte geschikt. Eerst gaan de grootste keien zorgvuldig gerangschikt op de zandondergrond. Daartussen komen de kleinere keien zodat er een effen ondergrond ontstaat.

Dan wordt het pek of teer opgewarmd, met natuurmiddelen:

Daarna wordt het vloeibare teer op de steenslag gegoten (mannenwerk):

en dan komt het vuile werk: steenslag op de teer (vrouwenwerk):

en nog een beetje aanrijden met de pletrol, laten drogen en de weg is klaar voor gebruik.