Bonaire
Bonaire ligt alweer een aantal dagen achter de rug. Voor ons vertrek hebben we de zondag 8 november – Ilse’s verjaardag – nog naar een baai, Lacbaai, geweest die door de lokale bevolking in het weekend wordt bezocht. Het was een heel mooi kader van blauw water omringd door een mangrove en afgeboord met fijn wit zand. Er was ook nog een houten huisje dat eten verkocht, gefrituurde vis met rijst en/of maiskoek (of was het maispudding?). Het eten was lekker (behalve de mais-massa) en er was ambiance want er speelde een drieman band. We hebben wat niets gedaan en voor we het wisten was het terug tijd om op de fietsjes te kruipen. Zonnetentje opgeplooid, alles de aanhangwagen (Lucky) in, en hup Luc, Lucienne en wij terug weg, met rugwind ditmaal. Ik weet het niet meer zeker, maar ik denk dat we ’s avonds nog naar een (paar) afleveringen van ‘Orange is the new Black’ serie hebben gekeken. (goed, maar niet schitterend). Of luisterden we naar het Curaçaoaanse radiostation dol-fijn? Of zijn we naar Karel’s bar geweest om de vorige afleveringen van de blog in de ether te gooien? Het gaat ook allemaal zo snel en de dagen vloeien ineen als er niet iets speciaal gebeurt.
Klein Curaçao
De maandag hebben we vlot uitgecheckt (0$), bij de marina nog bijbetaald voor twee nachten aan de mooringbal (20$) en dan onze korte trip naar kleine Curaçao voorbereid op de plotter, door de route af te bakenen met waypoints, en dan te kijken of er geen obstakels op de reisweg liggen. We hadden ongeveer een kleine 30 NM voor de boeg, en de wind en de golven zagen er goed uit, niet te groot of te sterk.
Het is een raar gevoel om de trossen los te gooien: onze hele wereld veranderd. Weg zijn de mogelijkheden van het vasteland, en dus ook de verleidingen om nog vlug eens de email te checken, of tevergeefs eens proberen te skypen, of nog iets te gaan kopen, enz. Nu telt alleen nog het onderweg zijn, met het navigeren als voornaamste bezigheid. We kijken of er geen verkeer is rondom ons, of de windrichting nog goed zit tov de zeilstand, of er geen rare geluiden zijn aan boord, kortom of alles snor zit. Naar gelang van de vaarroute kan het zijn dat we een aantal vrachtschepen tegenkomen die stilliggen in het midden van de zee, wachtend tot ze een haven mogen binnenvaren. AIS (automatic indentification system) laat ons dan toe om te zien wat de naam, bestemmig, koers en snelheid van het schip is, en om het zo nodig op te roepen. Grote schepen hebben een zender en ontvanger, wij hebben enkel een ontvanger (Wij zien hen, maar zij zien ons niet via AIS). AIS heeft het voordeel over radar dat het over grotere afstanden werkt, en veel energie zuiniger is. Overdag gebruiken we de radar eigenlijk alleen om regenbuien te zien aankomen en te ontwijken. (Regenbui = onvoorspelbare richting en kracht van de wind). Maar als alles onderweg rustig is dan hebben we 20 minuten tijd voor onszelf, dan vullen we eens een kruiswoord raadsel in (bedankt Ann en Justine), lezen we iets, kijken we de vislijn nog eens na, of doet één van ons een dutje. En in dit geval was het een korte rit: na een uur of 4 varen dook er een soort van schoorsteen op in de verrekijker. Het was de vuurtoren van klein Curaçao, een onbewoond eiland dat op de vuurtoren en enkele houten gammele hutjes slechts een meter boven de zee uitsteekt. Maar achter het eiland liggen we wel goed beschut tegen de golven, ook al blaast de wind nog gewoon door. Bij onze aankomst vertrok er net een dagjes toeristen boot, zodat we het eiland voor ons alleen hadden, tenminste tot onze Italiaanse buren van Bonaire ook opdoken met hun jacht. In het donker van de nacht (rond 21:00 uur) kwam er nog een onverwachtse bezoeker, een jacht die in het donker zijn weg zocht naar een veilig ankerplaatsje. Hij liever dan ik, want het is toch bizar als je enkel je omgeving door een lichtstraal kan zien, en hopen dat het water geen verassingen verbergt. Maar voor hen verliep alles goed, en de volgende morgen zagen we dat het een klein zeiljacht was met 2 of 3 personen aan boord.
De volgende dag zijn we nog wat gaan snorkelen, maar viel het zicht wat tegen. Terug aan boord hadden we meer geluk met het gezelschap van een 30cm grote schildpad met wat kleintjes rond haar/hem. Je kan dit goed zien omdat ze om de vijf minuten eens hun kop boven water steken voor een hap lucht, vooraleer ze terug onder water duiken en in een donkere bewegende vlek veranderen.
Fuikbaai, Curaçao
In de namiddag zijn we terug vertrokken voor een volgende tussenstop, Fuikbaai op Curaçao. Ik denk dat we beethadden op de vislijn net voor we de zeilen gingen strijken, maar door het maneuver om in de wind te gaan liggen was de spanning van de vislijn en haalden we enkel nog lucht op. Jammer, in plaats van vis hebben we soep gegeten die avond. Nog iets over de ingang van Fuikbaai: het is steeds bizar dat je vanop zee zeer moeilijk de ingang van een baai of rivier kan zien. De verrekijkers ten spijt blijft de kust een hechte groene of grijze ondoordringbare muur, ook al geeft de gps aan dat er wel degelijk een twintig meter brede ingang is, met daarachter een groot meer. Het is pas als men ongeveer op 500 meter is dat er plots boeitjes in het water blijken te liggen, of dat er een richtingaanwijzer opduikt die de juiste invaar hoek aangeeft. Het blijft moeilijk om het beeld op het gps scherm te consolideren met wat jouw ogen je vertellen, het vergt een beetje blind vertrouwen in de technologie.
We verbleven dus een tweede nacht illegaal in Curaçao, want we waren nog steeds niet ingechecked. Maar er kwamen geen waterflieken langs, en dus moesten we ook niet op zoek naar uitvluchten zoals oververmoeidheid. Om het legaal te doen, zouden we dus eerst naar de inklaar haven van Curaçao (Willemsstad) moeten varen, inklaren, en dan terug varen naar klein Curaçao en Fuikbaai. In Fuikbaai waren we de enigen die overnachten, maar er kwamen wel wat lokale bootjes tijdens de daguren langs.
Spaanse Waters, Curaçao
De volgende dag was de laatste korte etappe naar onze eindbestemming, Spaanse Waters. Dit is een grillig meer, samengesteld uit 5 takken, elk met rond om rond aanlegstijgertjes en/of villas, en in het midden geankerde zeilschepen. Zowat het meer van o’Douce in Eke, maal tien. En natuurlijk met een verbinding met de zee, in dit geval een smal kanaal uitgeschuurd in de rotsen. Tot op 200 meter afstand dacht Ilse dat we te pletter gingen varen op de rotsen, maar Ali Baba was er op tijd bij om de rotswand te openen.
Eens binnen was het wel even zoeken naar een plekje om te ankeren. Er zijn 4 ankergebieden waar je binnen mag liggen, en erbuiten varen kleine en minder kleine schepen (tot 25 meter) af en aan van hun ankerplaats naar de zee. We dachten een mooi plekje gevonden te hebben, en er gebeurde niks die dag. Na de obligate thee na het ankeren, en een uurtje op de boot alles in ogenschouw te nemen, vertrokken we voor een klein wandelingetje. Bij het terugkomen, toen het begon te schemeren kreeg ik in de mot dat onze omgeving aan het verschuiven was. Ook Ilse had gezien dat onze duitse buur reeds een tijdje verschillende malen aan dek was gekomen om ons gade te slaan. Helaas was het niet de omgeving die zich verplaatste, maar wijzelf. Ons anker, een Rocna 33kg, was aan het krabben gegaan. We hadden 40 meter ketting gestoken bij een diepte van 5 meter, maar dit bleek niet genoeg in combinatie met de bodem. Dus hebben we in het schemerdonker ons anker gelicht, nog een spelletje boksbootje gespeeld met een buur en een aantal stootwilgen, en tenslotte in volle duisternis ons herlegd, in het midden van de vaargeul. Ik had immers geen zin om in het donker te proberen zoeken waar er nog een plaatsje vrij was op de ankerplaats. Tot mijn genoegen waren er een viertal buren die met hun bootje ons bijstonden met goede raad en daad. We hebben die nacht niet te best geslapen, met elk uur een check op onze ankerwacht functie op de gps. De vissersbootjes waren die ochtend zo vriendelijk om rond ons te varen, en bij het ochtendgloren hebben we de motoren gestart en zijn op zoek gegaan naar een vaste stek. Die hebben we gevonden, niet te ver van waar we de dag tevoren lagen, maar beter beschut tegen de wind en de golven. Tot nu toe liggen we honkvast…
Willemstad, Curaçao
We lagen ondertussen nog altijd met ons geel Q-vlagje, en het werd tijd om legaal te worden. We hebben Luc(ience) van stal gehaald, en gefietst naar Willemsstad. Nergens staat er een wegwijzer met die naam, want iedereen gaat ofwel naar Punda of naar Otrobanda, de twee wijken aan weerskanten van een water dat naar de Sint Annabaai haven leidt. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, we hebben een halve dag rondgereden om het kantoor van de douane en de immigratie te vinden, maar eens we het hadden ging alles heel vlot en goedkoop (0$) behalve de ankervergunning (10$). Alleen hadden we een beetje last met een dom blondje van de douane die er 40 minuten over gedaan heeft om een inklaar pagina in te vullen, ongeveer een minuut per veldje. Maar de cruisers zijn zo lief meneer, ze glimlachen altijd en zijn niet van hun stuk te brengen (want ze weten dat het dan nog langer kan duren). En apropos, het was een dom zwartje, maar ik wou niet racistisch klinken. (maar het was wel een mooi kind, dat maakte het wachten iets verdraaglijker).
Dus vanaf de donderdagavond wapperde ons Curaçaans vlagje fier in onze mast, nu horen we erbij. De vrijdagavond hebben we de Vlamingen en Nederlanders van de ankerplaats die ons geholpen hadden uitgenodigd voor een drink. We waren met 8ten, en het was een leuke bedoening, sommigen kenden elkaar reeds, maar de sfeer zat er goed in. Alleen was ik bedroefd dat ik geen Orvelo kon schenken, Dag.