De weersvoorspellingen waren goed, het was volle maan en het werd tijd om onze eerste lange zeiltocht te maken. Ilse en ik hadden besloten om naar Bonaire te vertrekken. De optie om via de eilanden van Venezuela te gaan hadden we met spijt laten vallen, omdat de situatie in het land te instabiel is sinds Chavez daar vertrokken is naar betere oorden. Of moet ik zeggen dat de informatie die je over Venezuela krijgt te verwarrend is, of te veel van horen zeggen. Dit is zeer jammer, want niet alleen zijn de kraal van eilanden voor de kust van Venezuela heel mooi, ze zorgen er ook voor dat de trip naar Bonaire opgesplitst wordt in verschillende dagtrips.
Wij vertrokken om 15:30 uur vanuit Bequia, wat een dag bij onze vaartijd voegde, want eigenlijk hebben we eerst terug naar het zuiden, richting Grenada gevaren, vooraleer we afsloegen naar rechts (westwaards). Voor we vertrokken hadden we nog een akkefietje, want na het starten van de bakboord motor wou de stuurboord motor niet aanslaan. Bij het duwen op de startknop gebeurde er niets, zelfs geen poging van de motor om te starten. Bakboord motor afgezet, stuurboord motor terug proberen starten, en nu ging hij wel. Maar nu kreeg ik de bakboord motor niet meer aan de praat? Stuurboord motor afgezet, in mijn baard gekrabd (waar is die wanneer je hem nodig hebt?). Handleiding nagelezen en tot de conclusie gekomen dat het aan de batterijen moet liggen. Te weinig stroom. Ik denk dat er een soort van beveiliging opzit waardoor de motor slechts probeert te starten als er genoeg jus aanwezig is. Dus de generator met zijn eigen startbatterij aangezet en na een half uurtje nog eens geprobeerd: succes. Dit is redelijk bizar want we gebruiken de twee batterijen van de motoren slechts om te starten, en daarna worden ze door de alternator van de motor terug opgeladen. Ik ga moeten nakijken of de isolatie met de huisbatterijen (via een diode) intact is, zodat er geen verlies is. Iets voor het todo lijstje.
Na het vertrek (16:50) heb ik een hengel uitgezet, met een namaak vliegende vis eraan. Een paar uur later, het was reeds pikdonker want de maan was nog niet gerezen, klonk het beloftevolle geluid van een vislijn die snel uitloopt: beet. Snel mijn harnas vastgehaakt bij de trapjes waar de vislijn in een houder staat, en dan maar draaien aan het wieletje. Tot ons stijgend enthousiasme zagen we dra een veelkleurige vis uit het duister in onze straal van de hoofdlamp opdoemen. Ik dacht dat het een Mahi Mahi was, Ilse hield het op een Dorade. (We hadden beiden gelijk, Dorade/Dorado is frans voor Mahi Mahi of dolfijnvis). Het was een mannetje, want hij had de kenmerkende dikke bult op het voorhoofd. Ik schat hem zo’n halve meter lang. Enfin, hij hing als een woesteling aan onze achterdeur te spartelen, en Ilse gaf me de vlijmscherpe haak-op-een-stok om hem aan te slaan. Net op dat moment klonk er een knap, en tot onze verbazing verdween meneer de vis terug in het water, en passant onze hengel met zich meenemende, en het stuk buis waarin de hengel had gestaan. Ilse en ik keken naar elkaar, en konden het niet geloven. Weg vis, en erger, weg hengel. De bout die de hengelstand vasthield had het begeven. Dus hier kan ik dus helaas geen foto plaatsen waarbij ik de vis fier omhoog hou bij de staart, en waar de kop het dek raakt, omdat hij ofwel te lang is of te zwaar om hoger op te tillen. Gelukkig zijn er twee hengels aan boord, want zo was de vorige eigenaar: steeds een reserve aan boord hebben.
De eerste nacht is verder rustig verlopen. We hebben wel een cruise schip gehad die redelijk dicht bij ons kwam (zo’n 2 mijl), en die hebben we opgeroepen om te vragen of ze ons wel gezien hadden. Dat hadden ze zeker, klonk het en na het opgeven van onze koers gingen onze wegen uit elkaar. Toch wel indrukwekkend, zo een drijvend hotel met duizenden lichtjes op zee zien varen.
Om de drie uur hebben we van wacht gewisseld. Samen tot 21:00, dan Ilse van 21:00 tot 24:00, ik tot 03:00, Ilse tot 06:00 en ik tot 09:00. Daarna waren we meestal samen wakker tot de volgende avond.
De condities waren zoals voorspeld: golven van 1 tot 1,5 meter, wind rond de 15 knopen, plus of min 5 knopen. Koers met zeer ruime wind, net niet van achter.
De tweede dag ’s morgens moest ik Ilse wakker maken, want ik had weer beet met mijn lijn. Een mooi grijs exemplaar dat zich gemakkelijk liet inhalen. Helaas was het een jonge brown boobie die zich verkeken had op mijn aas en er een lekker hapje in zag. De eerste haak zat in zijn bek, maar aan de zijkant zonder veel erg, en de tweede haak had zijn vleugel bij de elleboog in een ijzeren greep. Met een handdoek over de kop om hem rustig te houden heb ik de haken afgeknipt (ik ben nog te onervaren om de weerhaken uit een vogel te halen zonder meer schade te doen dan nodig) en kon hem bij mij in bedwang houden voor de obligate foto (een ezel stoot zich…). Achteraf heb ik bedacht dat het vreemd is dat mijn eerste reflex naar het behoud van de vogel uitging, terwijl er toch een mooi stukje kip aan dat lijf zat. Benieuwd wat ik zal doen met een vliegende vis aan de haak.
Na twee dagen varen hadden we 260 mijl gevaren, wat neerkomt op een snelheid van 9,8 km per uur. De totale afstand was berekend op 580 mijl (1074 km), een beetje dus zoals joggen naar de wintersport, maar er zijn geen relais of cafeetjes onderweg, enkel tarmac.
We hebben wel wat last gehad met de navigatie instrumenten (2 x Raymarine C120W, 3 x ST70, 1x ST70 AP), de C120W controller besliste op onregelmatige ogenblikken om er de brui aan te geven. Duidelijk een software probleem. (Maarten, ge ziet dat dit ook mij kan overkomen, en nee, ik heb er geen uitleg voor). Gelukkig behoudt Otto, de autopiloot zijn laatste koers als hij contact met de controller verliest, maar dit houdt ons in elk geval scherp, want zonder controller ook geen kaarten, GPS, AIS, radar. Ik heb de master/slave gewisseld, en nog meer dingen geprobeerd, maar ik denk dat ik eens zal moeten kijken bij Raymarine om een nieuwe software versie. Helaas is dit systeem einde loopbaan, en wordt er niet meer verder aan gewerkt door Raymarine. Iets voor op het lijstje dus.
De middag van de derde dag merkte ik dat de vislijn geruisloos aan het uitlopen was. Hoelang dit zo al bezig was weet ik niet, maar er zat niet te veel vislijn meer op de grote spoel. Samen met Ilse hebben we moeizaam de lijn ingehaald, ondertussen visioenen hebbende van een haak waaraan een mega-vis zat of reusachtige hoeveelheden zeewier. Terwijl ik met zeilhandschoenen de lijn meter per meter inhaalde, draaide Ilse de gewonnen lijn op de rol. Geleidelijk, ik schat na ongeveer een uur en ongeveer een kilometer visdraad binnen gehaald te hebben, zagen we dat er een Mahi Mahi aan de lijn zat. We waren alle 3 totaal uitgeput. Deze keer was het een vrouwelijk exemplaar van ongeveer 5 kilo, en ze werd vakkundig vermoord met een baseball bat. Overal bloed, maar onze primaire lusten waren geblust. Die avond Mahi Mahi fillet geheten, en de rest in de diepvries gestoken.
De derde nacht waren de golven wat onstuimiger, of was het omdat ze meer recht van achter de boot kwamen? Feit is dat het aan mij was om te gaan slapen, en dat ik in ons bed lag te bedenken hoe ik dit gevoel zou kunnen beschrijven: Ilse rijdt met onze ex-Touareg een bergpas af, met daarachter een zware caravan. Ik lig in de caravan, en probeer in te slapen. Het is pikkedonker, de auto lichten doen het niet en de maan is er nog niet. De caravan heeft een versleten vering en twee bijna platte banden – iets voor het lijstje – en zwiept over de onverharde kronkelige weg naar beneden. Alles kraakt, zucht en jammert. Soms verrast een put in de weg ons, soms schuren we tegen de bergwand met een harde klap. Toch geraken we heelhuids beneden, want ik wordt wakker gemaakt door Ilse na 3 uur om over te nemen. Boven op dek blijkt alles mee te vallen, maar in de kajuit worden de bewegingen en geluiden blijkbaar versterkt…
De vierde dag kwam de wind tegen alle regels en verwachtingen in uit het zuiden, wat onze reis vertraagde. De stroming voerde ons nog met 2 knopen naar onze bestemming, maar de boot dobberde op het water in een wind van 5 knopen (windkracht 2). Om toch nog de zaterdag aan te komen voor donker besloten we om de motoren bij te zetten, waardoor we terug 5 a 6 zeemijl per uur dichter bij onze bestemming kwamen. Eindelijk was het zover, rond 12 uur zagen we iets aan de einder dat geen boot was en dus het eiland moest zijn. Bizar, na vier dagen op zee te hebben gevaren met alleen maar water en af en toe eens een boot, dan toch je bestemming te zien. Leve de techniek van de GPS.
Na een leuke drie uurtjes zeilen waarbij we langs de kust van het platte Bonaire vaarden (hoogste punt is 300 meter), kwamen we om 17:00 aan bij onze bestemming, de aanmeer boeien van Kralendijk, de hoofdstad van Bonaire. (De nederlanders moeten het wel leuk vinden om een woordje frans te kunnen spreken: Ik dronk een jus d’orange in Bonaire). We gingen om 18:00 uur aan land, en vonden direct het douane kantoor. Een vriendelijke agent die Nederlands sprak gaf ons de formulieren om in te vullen, en belde zijn collega van de immigratie. Deze kwam ook ter plaatse, zodat we tegen 18:30 uur legaal in het land waren. Totale kost: 0 dollar!
Sinds 1 jan 2011 is de officiele munt van Bonaire de amerikaanse dollar, en is Bonaire (terug) een volwaardig onderdeel van Nederland. Het nederlands is de eerste taal, en bijna iedereen spreekt dit, naast Engels, Spaans, en papimiento van de inheemse bevolking. Alle borden en officiele papieren zijn in het nederlands of het engels.
Wat een verschil in sfeer hier in vergelijking met de eilanden van St Vincent en Grenada: zeer europees, met veel nieuwe auto’s (die rechts rijden), zeer goed gevulde supermarkten, onderhouden straten, kortom een gevoel dat iedereen hier zijn boterham verdient. Op de eilanden waar we vandaan kwamen was ongeveer de helft van de bevolking noodgedwongen werkloos, wat direct een Afrikaanse sfeer schept: enkelen hebben werk, de rest zoekt werk en hangt rond op straat, waar iedereen aan het uitkijken is om de toeristen te helpen tegen een kleine vergoeding, enkelen zijn niet te beroerd om een aalmoes te vragen.
Het zijn vooral de kansarmen die in zo een maatschappij lijden: we zagen menige daklozen/zwervers die tegen zichzelf praatten, of eens in de vuilbak keken of er niets te rapen viel. En oh wee als je dan een fysieke handicap hebt, dan wordt het leven nog een stukje moeilijker. Ik beeld me in dat dit in Europa zo’n 100 jaar geleden ook zo was, toen de dorpsgek ook nog gewoon op straat rondliep.
Maar in een land als Bonaire, waar er genoeg werk is (dank zij het toerisme), is er een goed uitgebouwd sociaal vangnet en kom je deze toestanden niet op straat tegen.